Geschiedenis Georgië
Vanwege haar strategische ligging en het vruchtbare land hebben veel volkeren Georgië willen inlijven. Zo is Georgië bezet geweest door de Mongolen, Turken, Perzen, Armenen en tenslotte door de Russen. De macht en welvaart van Georgië waren tijdens de 11e en 12e eeuw op hun hoogtepunt. Koning Davit Achmasjenebeli (David de bouwer) slaagde er tijdens zijn regering in om een einde te maken aan de verdeeldheid en heroverde vele gebieden op de Turkse bezetters. Hij bevrijdde Tbilisi en stichtte de stad Gori.
Koning Davit werd opgevolgd door koningin Tamara. Zij slaagde er in om de macht van Georgië nog verder uit te breiden en de welvaart te laten stijgen tot voor die tijd ongekende hoogte. Deze welvaart zorgde voor naijver bij de omliggende volkeren en toen koningin Tamara overleed werd Georgië binnen afzienbare tijd bezet. De laatste bezetters waren de Russen die tijdens de regering van Catharina de Grote in 1783 de zeggenschap over Georgië kregen.
Hoe vreemd het misschien ook klinkt, maar tijdens de bezetting (uitgezonderd tussen 1918-1921) door de Sovjets had Georgië in de 20e eeuw een behoorlijk grote welvaart. Er was voedsel in overvloed en het was de favoriete vakantie-bestemming van veel partijbonzen. Tbilisi was een populaire plaats en was het Parijs van het Oostblok. Na de onafhankelijkheid in 1991 kwam aan deze rol volledig een einde met alle gevolgen van dien. Niet vreemd dat veel Georgiërs nog met weemoed terugdenken aan deze tijd.
De stabiliteit in Georgië is jammer genoeg nog steeds niet optimaal. Dit heeft alles te maken met het gegeven dat Georgië uit verschillende bevolkingsgroepen bestaat, die ieder hun eigen cultuur en taal hebben. Daarnaast ziet buurland Rusland met argusogen toe hoe het land zich steeds meer op het Westen aan het richten is. Een conflict, zoals in Abchazië en Zuid-Ossetië, wordt dan ook snel aangegrepen om haar invloed te doen gelden.